Test blog

We bezoeken Joris Lam, oprichter van TreeWifi, een startup op het Amsterdamse voormalige Marineterrein dat bezig is met de ontwikkeling van een ‘slim vogelhuisje’ dat luchtkwaliteit kan meten. 

Joris Lam met zijn vogelhuis, foto Dorien Zandbergen

Design-haakje

In een TedX presentatie in november 2016 legt Joris uit hoe zijn project werkt: een lichtje in het vogelhuisje wordt rood als de luchtkwaliteit slecht is, en groen als het goed is. Op die manier wil Joris, zo vertelt hij, luchtkwaliteit ‘gamifyen’, tot een spel maken: straten kunnen bijvoorbeeld onderling competitie voeren over de vraag wie het langst of het meest groen licht krijgt. Maar als we Joris spreken blijkt hij zijn aannames hierover inmiddels te zien als beginners naiviteit: luchtkwaliteit zit veel complexer in elkaar.

Je hebt een achtergrond in technologie, entertainment en design, hoe begon je interesse in luchtkwaliteit?

Het project begon eigenlijk als een soort design/kunstproject. Ik wilde luchtkwaliteit visualiseren. Daar begon ik over na te denken toen ik ergens las dat de luchtkwaliteit in Amsterdam erg slecht is. Ik vond dat daar wel een spanning zat: Enerzijds hoor je er heel veel over, aan de andere kant merk je er niks van. Het is hier niet zoals in steden in India, China, of Los Angeles waar je de smog kan zien hangen, en waar als je je neus stuit je zakdoek helemaal zwart wordt. Het is net als met roken, wat ik zelf heel lang heb gedaan, je kunt het heel lang doen zonder iets te merken. Iets ongezonds is één ding, maar iets ongezonds dat je niet doorhebt is eigenlijk nog veel gevaarlijker. Daar wilde ik wat mee doen.

Als design-haakje had ik bedacht: ‘moeten we niet de bomen, die toch een beetje staan voor ‘schoon’, ‘lucht’ en ‘gezondheid’, laten uitspreken hoe gezond of ongezond de lucht is in hun straat?’ Dus toen ik met wat subsidie een simpel prototype in elkaar had gezet en daar een foto van online had gezet, sprong er opeens heel veel pers op: het kwam op CNN en alle grote blogs en tech-blogs hebben daarover geschreven en daardoor kon ik ook niet meer terug. Dat was een hele goede driver.

Luchtkwaliteit is ingewikkeld

Eerst wilden we het project gebruiken om mensen te motiveren hun gedrag aan te passen op basis van de lichtjes in de vogelhuisjes: dus als ie rood was, zouden mensen hun auto een dag kunnen laten staan om het lichtje weer groen te laten kleuren. Dat vinden we nog steeds een heel leuk concept, maar het blijkt ook wel moeilijk en luchtkwaliteit meten blijkt heel ingewikkeld. Ik heb op dat gebied veel geleerd toen ik afgelopen zomer meedeed aan het UrbanAirQ project van de Waag. Hoe meer ik te weten kwam over luchtkwaliteit in steden, hoe realistischer mijn beeld werd. Zo zijn er bijvoorbeeld veel externe factoren die luchtkwaliteit bepalen waar je eigenlijk weinig aan kan doen.

werktafel bij TreeWifi foto Dorien Zandbergen

Wat voegt jouw project toe aan al die luchtkwaliteitsdata die er al is, zoals geleverd door het luchtmeetnet, de landelijke monitoringstool van NSL, en de Palmesbuisjes?  

Veel mensen zeggen tegen mij: ‘Oh, wat een leuk huissie! Ik wil dat ook.’ En dan weten ze nog helemaal niet wat er in zit. Dan vinden ze het gewoon een leuk ding met lampjes en dan vertel je: ‘het meet luchtkwaliteit,’ en dan zeggen ze: ‘oh, dat is helemaal fijn, want mijn zoon heeft astma.’ Dus het maakt dingen toegankelijker.

Ja, er zijn natuurlijk wel veel meetstations en allerlei cijfers en grafieken over luchtkwaliteit, maar dat zegt mensen over het algemeen niks. Ik denk dat je als je dingen lekker vormgeeft je veel meer betrokkenheid genereert. Mensen kijken ook niet naar zendtijd voor politieke partijen op NPO, maar ze kijken wel naar een sappig debat op RTL Late Night waar Gordon ook aan tafel zit.

Het is ook heel belangrijk dat sensoren real-time meten en direct feedback geven. Dat doet die officiele data en ook die palmes-buisjes niet. Als mensen bijvoorbeeld zien dat voor het rode stoplicht het kruispunt altijd verstopt is en het vol staat met auto’s, willen ze op dat moment kunnen zien: ‘dit is slecht voor mijn gezondheid, of hier worden grenzen overschreden, of dit is niet goed.’

Maar mensen weten toch allang al dat veel auto’s bij elkaar zorgen voor slechte lucht?

Ik denk dat heel veel mensen het echt niet weten. Tuurlijk, als je vraagt: ‘waar komt luchtvervuiling vandaan?’ zeggen mensen: ‘oh, die vieze scooters’, of zoiets. En als je mensen vraagt: ‘waar moeten maatregelen op genomen worden?’ zullen ze waarschijnlijk ‘scooters’ zeggen omdat die hen het meest irriteren of het meest opvallen. Maar voor hetzelfde geld zijn het de bussen van het openbaar vervoer. Mensen weten het volgens mij gewoon niet echt waar het aan ligt.

Onderbuikgevoel

En zoals in veel van onze interviews tot nu toe, is het grote wantrouwen jegens overheidsdata hier een belangrijk gegeven.

En ook met die Palmes buisjes is er nog steeds een soort onderbuikgevoel van: ‘ja, we denken dat het niet goed is en gemiddeld genomen is het ook niet goed, maar waar, waar zit het ‘m nou in?’ Ook vind ik het belangrijk dat, in tegenstelling tot die Palmesbuisjes of de gemeentelijke meetapparatuur, dat mensen zelf een meetapparaat in hun bezit kunnen hebben. Zodat je in de slaapkamer van je kind met astma, in de voortuin, achtertuin, boven, onder, kan meten hoe het daar mee staat.

Wat ik hoor, is dat: mensen voelen zich, voelen onmacht ten opzichte van de gemeente, want ze strijden vaak tegen de gemeente, als er bijvoorbeeld verzet komt tegen de aanleg van een parkeergarage omdat de buurt bang is dat dat de luchtkwaliteit negatief beïnvloedt. Maar het is ook de gemeente die de metingen doet. Dus het voelt voor hen alsof ze geen eerlijke kans op informatie hebben. Ook al is dat waarschijnlijk wel zo. De GGD is onafhankelijk, maar gevoelsmatig is het niet onafhankelijk.

Joris blijkt zelf ook niet helemaal te vertrouwen op de manier waarop beleid nu wordt gemaakt: 

Nu wordt er groot gemeten, over grote gebieden en met gemiddelden. Bij grote, algemene data horen ook grote algemene maatregelen. Zoals milieuzones, en bijvoorbeeld de maatregel om tweetakt scooters de stad uit te krijgen. Dat wordt een enorm gezeik en gaat enorm veel geld kosten. Dat soort grote maatregelen duren ook nog eens ontzettend lang. Dat is wat ik vind dat er mis gaat.

Als je van straat tot straat de luchtkwaliteit weet, dan kan dat beleid anders. Dan kun je veel makkelijker de pijnpunten in kleine stukjes opbreken. Dus dan kan je op een gegeven moment gewoon zeggen van: ‘Nou, [van] deze straat [is] de luchtkwaliteit zó slecht, we gaan stoplichten her-programmeren en scooters mogen er niet meer in. Of we gaan de snelheid aanpassen.’

Als je verkeer uit een straat weert, verplaatst het toch naar andere delen van de stad? Daar wordt de stad netto gezien toch niet beter van?

Misschien ben ik teveel een leek, maar volgens mij is het beter om overal een beetje luchtvervuiling te hebben dan van die straten te hebben waar het echt heel slecht is, waar jonge kinderen wonen astma hebben, en dat soort dingen.

“Wij zijn geen activisten”

Wat kunnen mensen zelf met die data doen?

Op de korte termijn kunnen mensen die data gebruiken om bijvoorbeeld gezondere keuzes te maken. Dus als je een kind met astma hebt en je gaat verhuizen, wil je op Funda niet alleen het energielabel kunnen zien van huizen, maar ook luchtkwaliteit van rondom dat huis. En dat is iets waar wij denk ik echt een rol in kunnen spelen. Wij zouden bijvoorbeeld heel graag, ja, met Funda, met AirBnB samenwerkingen aangaan, zodat je ook op luchtkwaliteit kan uitkiezen waar je verblijft.

Dat zijn geïndividualiseerde acties, heeft jullie project ook een positief effect op luchtkwaliteit voor het collectief?

Nou, wij willen niet activistisch zijn zoals bijvoorbeeld Milieudefensie. Zij houden bijvoorbeeld heel veel infrastructuurprojecten tegen, dus nieuwe bruggen, tunnels en zo, dan loopt het project een aantal jaar vertraging op en uiteindelijk komt het er toch. Zij staan lijnrecht tegenover overheden.

werktafel van TreeWifi foto Dorien Zandbergen

Wij zijn gewoon verschaffer van data voor inzicht. Als mensen dat activistisch willen gebruiken dan is dat goed, maar wij zullen geen campagne voeren tegen de overheid. We zullen wel zeggen: ‘Informeer jezelf.’ Hè, ik wil geen partij kiezen omdat belangen ten eerste altijd ontzettend ingewikkeld zijn, en uiteindelijk komt het altijd neer op een economisch belang tegenover het milieubelang. Je kan in een moderne, kapitalistische maatschappij dat economische belang ook niet tenietdoen. Ik bedoel, als we alle wegen van heel Amsterdam zouden afsluiten, en we zouden [er] hier een prachtig bos van maken zou dat hartstikke mooi zijn, maar dan is het ook zo dat zeg maar de helft van de ondernemers in de stad dan dood gaat van de honger.

Ik ben niet tegen regulering per se, maar je kunt ook reguleren door schoon rijden steeds goedkoper te maken. Daardoor wordt het makkelijker voor mensen om goede keuzes te maken. En door de data, berichtgeving en medische wetenschap weten mensen ook waarom ze die goede keuze moeten maken. Ik ben alleen niet voor de aanpak zoals die gedaan wordt door groene actiepartijen zoals Greenpeace of Milieudefensie, die zeggen: ‘Nee, dit mag niet.’ Ik denk dat veel burgers zich totaal niet voelen aangesproken door die boodschap. Ik draai het liever om, door een soort positieve bekrachtiging te geven. Ik zeg: ‘Als je het goed hebt zoals het is, is het goed. Maak je het beter, dan maken wij het nog beter.’

“Als je meet, krijg je korting”

En hoe werkt die positieve bekrachtiging van jullie?

Wij willen mensen gaan belonen voor het mee-meten. We zijn bijvoorbeeld aan het kijken of bepaalde telecomproviders de mensen korting kunnen geven op hun data abonnement, of bijvoorbeeld hun telefoonabonnement. Gewoon puur om het feit dat ze aan het meten zijn. Dat maakt het ook makkelijker om mensen aan te moedigen om te meten, want ze hoeven er niets voor te veranderen. Zelfs heel passieve burgers kunnen nog steeds op een goede manier bijdragen. Alleen maar door het probleem inzichtelijker te maken voor de mensen die er wel wat aan kunnen doen. Zoals de professionals bij het KNMI, of het RIVM of de gemeente. En zij kunnen dan bijvoorbeeld die data gebruiken om het luchtkwaliteitsbeleid anders te maken.

Wat is jullie verdienmodel?

Ik geloof heel erg in twee dingen: ik geloof dat je als startup überhaupt als bedrijf veel verschillende mogelijke inkomstenbronnen moet hebben omdat dingen gewoon snel veranderen. Dus ik geloof niet meer in een investering zoeken voor één idee of product en hopen dat één idee het doet. Dus we organiseren bijvoorbeeld een evenement over Internet of Things in mei. Ik ben heel erg ‘go with the flow’ en ‘go with the money flow’. Wie weet eindigen we als marketing en designbureau, consultancybureau of hardware bedrijf, geen idee. Dat vooropgesteld en dat wil ik ook bewust zo houden.

Aan de andere kant geloof ik er heel erg in dat je niet zozeer moet denken als een hardware of softwarebedrijf, maar als ‘verschaffer van inzicht in data.’ En wat voor data dat is en wat voor inzicht dat is, dat moeten mensen vooral zelf bepalen. Wat we nu aan het bouwen zijn, zijn een soort van lego stenen met verschillende sensoren die werken op hetzelfde systeem als die huisjes. Mensen kunnen daarmee hun eigen mix van data samenstellen, gassen, of luchtkwaliteit, of whatever.

De metende mens

En daarmee wil ik een andere manier van werken hebben dan hoe grote bedrijven het vaak aanpakken. Ik wil niet zeggen: ‘jij moet luchtkwaliteit meten.’ Maar als je geïnteresseerd bent in iets van je omgeving wat je gewoon graag zou willen meten wat je met je neus, of ogen of oren niet kan doen, dan kan je dat met een van onze modules, die je zelf kunt samenstellen.

Daar zit een verdienmodel in dat je veel meer en veel langer dingen kan verkopen aan mensen, omdat je dingen kan uitbreiden. En dat je een abonnementen kan afsluiten. Dus mensen kunnen bijvoorbeeld een abonnement nemen: één sensor is gratis, maar hang je je hele huis vol dan kan je een soort data plus abonnement nemen voor een paar euro per maand om alles erop aan te kunnen sluiten of je krijg een abonnement waarbij je elke maand een nieuwe sensor mag uitkiezen om toe te voegen aan je kit. Heel fluïde en open, maar met gericht op het feit dat je door kan blijven betalen.

En waarom zouden mensen steeds meer willen gaan meten?

Je hebt een enorme trend in gezondheid en gezond willen zijn, fitgirls, gezond eten. En als we dan weer hebben over luchtkwaliteit: hoe meer onderzoek ernaar wordt gedaan, hoe meer we erachter komen dat het heel slecht is. Ik heb het gevoel dat er op een gegeven moment een punt komt dat we supergezond willen zijn, maar dat we er achter komen dat we super òngezond zijn door die luchtvervuiling. En dat zijn twee trends waarvan ik denk van dat gaat elkaar een keer raken.

Betrouwbare data en transhumanisme

Het is bekend dat er veel kalibratie problemen zijn met dit soort Kits, en dat het heel moeilijk is om accuraat te meten. Hoe lossen jullie dat op?

We werken met de beste sensor die nu beschikbaar is, dat is een elektrochemische NO2 sensor. En we werken veel samen met het KNMI en GGD die naar onze technologie kijken. Ook hebben wij onze eigen Bas Mijling in huis: een scheikundig ingenieur die per sensor een formule schrijft over hoe die gecompenseerd moet worden en tegen temperatuur en luchtvochtigheid moet worden afgezet.

TreeWifi vogelhuisje foto Dorien Zandbergen

Waar we nu een beetje mee worstelen is dat de her-kalibratie een issue is. Dus we merken dat de sensor na drie maanden weer af gaat wijken van haar beginsituatie. We richten ons nu op de vraag of we de afname van de kwaliteit lineair is, zodat ook die gecompenseerd kan worden. Die herkalibratie-issues maken zo’n vogelhuisje relatief duur. We zijn daarom nu bezig met het maken van een kleiner, simpeler huisje. Daardoor wordt het goedkoper om er veel van op te hangen, wat weer het effect heeft dat de data in zijn totaliteit iets betrouwbaarder wordt. Omdat die sensoren toch wat onbetrouwbaar kunnen zijn, heb je er liever tien dan twee zeg maar. Want als er dan twee van de tien afwijkingen vertonen, dan zie je dat het gaat om afwijkingen en niet om correcte metingen.

Joris heeft nog een extra reden om zijn data zo betrouwbaar mogelijk te maken: hij gaat uit van een transhumanistische toekomst, waarin kunstmatige intelligentie de mens omgeeft. Die kunstmatige intelligentie moet alleen wel gevoed worden met juiste data.

Ik noem dat ‘de gel’: in de toekomst liggen we allemaal in een soort substantie vol voedingsstoffen en zuurstof. Met een soort hersenimplantaat zijn we ingeplugd  in een matrix-achtige wereld. Zo staan we in direct contact met een kunstmatige intelligentie. Daarin zit informatie van de afgelopen decennia en eeuwen, alles wat de mens verzameld heeft. Ik kijk heel erg uit naar die toekomst waarin wij veel mer een zijn met sensoren, data en kunstmatige intelligentie. Daar moeten we  niet tegen vechten.

We moeten die kunstmatige intelligentie goed trainen, daarvoor is goede data nodig. En daarom is het ook belangrijk dat bijvoorbeeld deze kits accurate data producerenDat is heel belangrijk voor straks. Als we nu al de kunstmatige intelligentie gaan trainen met halfbakken sensoren dan, ja… Dat is alsof je een hele generatie kinderen gewoon opleidt met verkeerde tekstboeken. Dus laten we goed veel data en hele goede data verzamelen zodat we daar straks als transhumans echt op vooruit gaan.

Vind hier de andere interviews.

Pirate libraries and access

Door: Tessel Renzenbrink

Library Genesis is de grootste piraten bibliotheek in de wereld met meer dan een miljoen non-fictie ebooks and 20 miljoen wetenschappelijke artikelen. Libgen.info is een van de vele open source bibliotheken die wordt gehost op RuNet, het Russische segment van het internet. Hun radicale en vrije toegang is een noodzakelijk onderdeel voor de ontwikkeling van opkomende economieën, beargumenteert Bodó Balázs. Bodó Balázs is een economisch wetenschapper en piratenonderzoeker bij het Institute for Information Law (IViR) aan de universiteit van Amsterdam. In dit interview vertelt hij over moderne censuur, de geschiedenis van boekenpiraterij en het belang van toegang tot culturele werken.

Ondergrondse praktijken van het boek

‘Rusland heeft een rijke geschiedenis aan ondergrondse boekpraktijken’, zegt Balázs, ‘dit was noodzakelijk om te kunnen overleven in de Sovjet periode. Censuur strekte verder dan nieuws en controversiële en tegenstrijdige partijpolitiek. Censuur was zo effectief dat het zijn werking diep in de het wetenschappelijke veld uitte. De Sociale Wetenschappen vormden de voornaamste kandidaat voor politieke censuur, maar het beïnvloedde zelfs natuurwetenschappen. ‘Er was een strijd tegen deze censuur en er waren veel middelen om politieke censuur te omzeilen.’ Schaduwnetwerken en zwarte boekenmarkten ontstonden om de distributie van kennis te faciliteren. Mensen waren betrokken bij de activiteit van samizdat dat ‘zelfpublicatie’ betekent in het Russisch. Zij ontvingen een kopie van het illegale nieuwsbulletin en printten het op een typemachine of een simpele screen printer en gaven dit door aan de mensen die zij vertrouwden.

‘Het gaat hier om effectieve ondergrondse distributienetwerken die moeilijk neer te halen zijn omdat weinig mensen weten wie de originele redacteur is’, zegt Balázs. ‘Het netwerk staat ook wederzijdse communicatie toe want nieuws vond via dezelfde kanalen hun weg terug naar de redacteurs.’ Maar beperkte toegang tot kennis was niet het enige resultaat van politieke censuur, economisch tekort speelde ook een rol. Boeken van Fyodor Dostojevski, bijvoorbeeld, waren niet gecensureerd, maar een tekort aan papier zorgde voor een tekort aan levering. Buitenlandse publicaties konden ontoegankelijk zijn omdat deze moesten worden betaald in contanten. Als antwoord hierop kende de Sovjet Unie een goed ontwikkelde infrastructuur van zwarte markten voor goedkoop gereproduceerde culturele werken.

Vrijheid en de opkomst van het internet

Het samenvallen van de val van de USSR in 1991 en de opkomst van het internet zorgde voor een explosie van kennisdistributie. De samenkomst van een herontdekte vrijheid en opkomende distributie techologieën vormde een vruchtbare grond voor de radical open online piraten bibliotheken die tot de dag van vandaag operationeel zijn.

Het uitdagen van de status van de poortwachter

De meeste van deze piraten bibliotheken zijn werkelijk open source. Ze maken niet alleen artikelen en boeken vrij beschikbaar, maar staan ook volledige downloads van de gehele database toe zodat anderen hun eigen bibliotheek kunnen hosten. De bibliotheken publiceren ook zelf. Op die manier dagen de schaduwbibliotheken niet alleen legale distributeurs uit, maar zijn ze radicaler zijn dan andere piraten sites, zegt Balázs. Hij legt uit: ‘Wanneer je kijkt naar hoe legale internetbedrijven zoals Amazon, Netflix en Google hun geld verdienen gaat het allemaal over de centralisatie van controle. Het business model is de controle van de toegang naar middelen, ze zijn de poortwachters naar het publiek, naar inhoud, naar adverteerders. In het domein van digitale technologieën, waar er geen kosten zijn verbonden aan het maken van kopieën, wordt geld verdiend door het maken van een kunstmatige schaarste in een post-schaarste wereld.

‘Piraterij kan worden gezien als de tegenhanger van deze kunstmatige schaarste. Ze breken door paywalls (betaalde content), de kunstmatige grenzen tussen publiek en inhoud. Maar piraten zijn niet immuun voor de macht van controle. Vaak controleren piratennetwerken de toegang tot cruciale bronnen even strikt als Amazon dat doet. Ze controleren de website, de gebruikers, de toegang en de regels. Ze bieden gratis toegang tot bepaalde hoogte, maar trekken niet fundamenteel de logica van controle in twijfel.

‘The Pirate Bay is het boegbeeld van piraterij maar maken hun database alleen toegankelijk wanneer ze bedreigd worden met een stillegging van de website. Je kan een kopie van de Pirate Bay op hun site vinden, maar deze wordt niet regelmatig bijgewerkt. Ze publiceren niet zelf want ze willen controle behouden over de middelen die ze hebben. Dit is niet het geval bij piraten bibliotheken. Zij hebben een radicale stap genomen en hebben piraterij naar hun definitieve logische conclusie gebracht. Ze publiceren zelf, ze zorgen ervoor dat alle benodigdheden om de complete service te kopiëren constant actueel is. Ze zorgen ervoor dat de overleving van de teksten niet verbonden is aan de overleving van de dienst die ze levert.’

Hedendaagse censuur

De legale modellen voor het omzetten van publicaties en distributie van auteursrechtelijk beschermde werken naar geld kan resulteren in nieuwe vormen van censuur, volgens Balázs: ‘We zien censuur vaak als politiek: het bewust ingrijpen in de circulatie van teksten. Maar economische factoren kunnen ook het effect hebben dat bepaalde teksten niet beschikbaar zijn.’ Bijvoorbeeld, uitgevers hebben enorme catalogi met werken waarvan zij de auteursrechten bezitten, maar hun middelen zijn beperkt. Ze geven prioriteit aan bestsellers, en maken daarmee boeken met minder marktwaarde ontoegankelijk.

De concentratie van distributiekanalen in de handen van enkele, vaak Amerikaanse, bedrijven geeft hen veel macht. Zij bepalen wat beschikbaar komt en wat de omzetmodellen zijn: wie krijgt er betaald en hoeveel. De middelen die gebruikt worden om auteursrechten af te dwingen verschillen niet van die voor politieke censuur. De methode die de Britse overheid opdracht geeft om The Pirate Bay te verbannen zoals het blokkeren en filteren van websites zijn hetzelfde als de middelen die de Chinese overheid gebruikt om de informatiestromen te beperken. ‘Het enige verschil is de intentie’, zegt Balázs.

Piraterij van boeken en haar historische context

Digitale piraterij is een relatief nieuw fenomeen maar piraterij van boeken is net zo oud als de drukpers. In zijn artikel Coda: A short history of Book Piracy, volgt Balázs de piraterij van boeken terug tot de 15e eeuw, toen de naam werd gemunt en verwees naar de piraten die de gevestigde orde op zee verstoorden. Balázs identificeert drie voordelen die met herhaling voorkwamen onder de druk van piraten die concurreerden met legitieme drukkerijen: de boekprijzen daalden, geletterdheid werd gestimuleerd en censuur werd omzeild. Door de eeuwen heen was het vaak het geval dat een paar bevoorrechte uitgevers de markt domineerden. Deze monopolie hield stand door een bondgenootschap tussen gevestigde uitgevers, staat en kerkelijke autoriteiten. In ruil voor het recht op censuur boden de autoriteiten de uitgevers bescherming tegen concurrenten. En piraten waren altijd aanwezig.

Opererend aan de grenzen van het officiële systeem ondermijnden zij de status quo, vaak in het voordeel van de lezers. In zijn artikel presenteert Balázs enkele krachtige voorbeelden: Engelse gevestigde uitgevers beschouwden het boek als een luxe product en publiceerde mooie, maar dure publicaties. Piraten produceerden kopieën op goedkoop papier om een compleet nieuwe markt te dienen: de armen. En geletterdheid bloeide op. Boeken die door censuur niet op de officiële Franse markt beschikbaar waren, werden beschikbaar door de distributiekanalen van Nederlandse en Zwitserse uitgevers, die, natuurlijk, er ook goed aan verdienden. Deze grensoverschrijdende opererende uitgevers waren in hun eigen land legitieme en gerespecteerde zakenmannen, terwijl zij elders in Europa gescandeerd werden als piraten. 

De Verenigde Staten: natie van piraten

In dit historische overzicht identificeert Balázs de Verenigde Staten als ‘een van de belangrijkste piratennaties’ van zijn tijd als ontwikkelend land. Auteursrecht strekte zich nog niet uit naar buitenlandse schrijvers wat betekende dat Britse boeken goedkoop geproduceerd konden worden. Lage prijzen zorgden voor een wijdverspreide toegang tot buitenlandse boeken wat een belangrijke rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van de jonge natie. In zijn artikel citeert Balázs een gepassioneerd argument dat een uitgever opvoerde voor de VS senaat om buitenlanders auteursrecht te weigeren. ‘Alle rijkdom van de Engelse literatuur is de onze. Engels schrijverschap komt tot ons even vrij als de levensgevende lucht, niet belast, zelfs ongehinderd door de noodzaak van vertaling; en de vraag is, gaan we deze belasten, en zetten we daarmee een barrière op naar de circulatie van het intellectuele en morele licht? Bouwen we een dam om de rivier van kennis tegen te houden?’ (Solber 1886:251). Europese uitgevers waren zeer gefrustreerd door de Amerikaanse piraterij op hun werk. Maar de piraterij van buitenlandse werken bleef meer of minder strafbaar door de staat tot begin van de 20e eeuw. Tegen die tijd was de VS een net-exporteur van culturele middelen zoals films en was een langzaam proces gestart om zich aan te sluiten bij internationale verdragen van auteursrecht in het voordeel van auteursrechtelijke bescherming.

Wederzijdse verlichting

Tegenwoordig is de VS een van de felste lobbyisten op het gebied van de handhaving van Intellectual Property (IP – intellectueel eigenschap) door middel van internationale handelsverdragen. Maar dit betekent dat ontwikkelende landen het soort toegang dat de VS wel hadden tijdens hun ontwikkeling misloopt. ‘Aan de oppervlakte gaat het allemaal om het respecteren van IP en dat is een eerlijke propositie waar ik respect voor heb’, zegt Balázs. ‘Maar het is historisch bewezen dat piraterij een erg belangrijk middel van modernisatie is, de VS is daar een uitmuntend voorbeeld van. En door het strikt handhaven van auteursrechten op een globaal niveau ontneem je landen dit pad van ontwikkeling.

Sommigen beargumenteren dat deze globale IP handhaving een manier van het Westen is om haar globale leidende positie te behouden en het is een erg geavanceerde manier van het bestendigen van globale ongelijkheid. Je veroordeelt ontwikkelende landen naar een ontwikkelingspositie omdat jij de voorwaarden bepaalt waarop zij toegang krijgen tot kennis.’ Balázs herinnert zich het voorbeeld van de patenten op medicijnen die ook onder de IP wet vallen. ‘Wanneer aidsmedicatie in sub-Sahara Afrika wordt verkocht voor VS prijzen ben je eigenlijk mensen aan het vermoorden’ zegt hij. ‘Er zijn legale instrumenten die ontwikkelende landen vrijstelt van IP handhaving wanneer het aankomt op een levensreddend medicijn. De vraag is, kunnen we over een vergelijkbare uitzondering praten wanneer het niet gaat om het redden van levens van HIV patiënten, maar wanneer het gaat om de toegang tot gezondheidswetenschappen of anti-corruptie literatuur. Ik beargumenteer, ja, dit is hetzelfde soort basismiddel dat een ontwikkelend land nodig heeft. Piraterij wordt vaak afgeschilderd als een auteursrechtelijk probleem, een probleem voor Hollywood dat wordt opgelost door auteursrechtelijke advocaten. Maar dat is het niet, het is een symptoom van grote sociale problemen.

De toekomst van wetenschappelijke kennis

Er worden stappen ondernomen om het probleem van toegang tot wetenschappelijke kennis aan te pakken. Open access wordt gestimuleerd en meer mensen zijn kritisch op de legitimiteit van monopolies. ‘Maar het is een langzaam en pijnlijk proces’, zegt Balázs. ‘Het is moeilijk om verandering aan te brengen in de koers van dit eeuwenoude systeem. ‘Piraterij hoeft niet de juiste oplossing te zijn want het is onderhevig aan meerdere problemen. Maar totdat we het paradijs van open access hebben bereikt dient het twee belangrijke doelen. Allereerst, het lost het probleem van toegang op korte termijn op. En ten tweede, het zal er altijd zijn als dreiging. Zolang de rechthebbenden moeilijk te onderdrukken problemen hebben zullen zij altijd een sterke motivatie hebben om het op één na beste voorstel te accepteren, wat, in dit geval, open access is.’

Op dit moment zijn er maar twee legitieme opties: het gebruikelijke alle-rechten-voorbehouden model en Creative Commons (CC), een licentiesysteem dat makers in staat stelt om gebruikers toestemming te geven om hun werk legaal te delen en aan te passen. Zo lang dit de enige twee alternatieven zijn, zullen uitgevers, distributeurs en giganten niet makkelijk overtuigd worden om naar een CC model toe te werken. Maar wanneer je piraterij aan de lijst van mogelijkheden toevoegt, ziet CC er plotseling uit als een groot compromis. Want piraterij biedt zeker geen rendabel verdienmodel en CC wel.

‘Je zag hetzelfde met muziek’,  zegt Balázs. MP3.com dat in 1997 was opgericht staat gebruikers toe online naar muziek te luisteren en betaalde muzikanten volgens het pay-per-play (betaal per speeltijd) model. ‘De muziekindustrie vond het niet leuk, want zij willen volledige controle behouden.’ MP3.com werd uiteindelijk de vergetelheid in aangeklaagd. Maar piraten begonnen dezelfde online diensten aan te bieden, maar dit keer zonder een verdienmodel voor muzikanten. Het heeft enige tijd geduurd, maar uiteindelijk begonnen mensen in de muziekindustrie vriendelijker naar diensten zoals Spotify te kijken. ‘Piraterij zorgt ervoor dat alternatieve diensten aanzienlijk aantrekkelijker worden wanneer piraterij het alternatief is’, zegt Balázs. ‘We hebben de neiging om naar piraterij te kijken alsof dit het probleem is in plaats van de oplossing van meerdere problemen op de legale markten en onze taak is om uit te zoeken wat deze problemen werkelijk zijn, en of er andere oplossingen dan piraterij zijn voor deze problemen.’

Je kan meer van Bodó Balázs lezen op zijn persoonlijke website: warsystems.hu en meer over schaduw bibliotheken op piracy.americanassembly.org.

Tsjalling Swierstra

TsjallingSwierstra

Tsjalling Swierstra is voorzitter van het filosofie departement aan de universiteit van Maastricht, en oprichter en grondlegger van the Journal for Responsible Innovation. Met een achtergrond in filosofie en politieke wetenschappen gaat zijn specifieke interesse uit naar de ethische beoordeling van nieuwe en opkomende wetenschappen en technologieen, die voornamelijk bestaan in de vorm van verwachtingen, beloften en angsten. Voor Swierstra hoort ethische reflectie een intrinsiek onderdeel te zijn van het innovatieproces. Dit houdt in dat de mogelijke maatschappelijke gevolgen in kaart moeten worden gebracht en dat bewust omgegaan moet worden met de vraag hoe stakeholders bij dit proces te betrekken

Justus Uitermark

JustisUitermarkJustus Uitermark is Universitair Hoofddocent sociologie aan de Universiteit van Amsterdam en bijzonder hoogleraar samenlevingsopbouw aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zijn onderzoeksthema’s zijn zelforganisatie, stedelijk bestuur, sociale bewegingen en netwerken.

Zijn website: http://www.justusuitermark.nl/

 

Emmy Meester

emmymeesterEmmy Meester heeft het logo ontworpen voor Gr1p. In 1997 is ze begonnen bij internetprovider XS4ALL als telefoniste, waar ze in 2001 vertrok als systeembeheerder. Ze deed een opleiding aan de Enkhuizer Zeevaartschool, en heeft diploma’s voor de binnen- en buitenvaart, zeil en handel. Ze is vaak te vinden op hacker congressen waar ze workshops edelsmeden verzorgt. Emmy tekent, schildert en etst, zie: etsy.com/shop/EmmyMeesterArt

 

Marieke van Santen

marieke_siteMarieke van Santen heeft deze website gemaakt. Na 20 jaar als systeem- en netwerkbeheerder te hebben gewerkt bij o.a. de TU Delft, besloot zij een studie Grafische Vormgeving te gaan doen aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam. Deze opleiding heeft zij in 2010 afgerond. Sindsdien werkt Marieke als IT-er bij museum Boijmans Van Beuningen en als freelance webdesigner en vormgever.

Merel Noorman

merelnoormanMerel Noorman is techniek filosoof en momenteel als onderzoeker werkzaam bij de Universiteit Maastricht. Gedurende haar professionele en wetenschappelijke carrière heeft zij zich gericht op het verbinden van technologie en maatschappij. Hierbij combineert zij technisch inzicht met zowel theoretische als praktische kennis van sociale, politieke en bestuurlijke processen. Zij heeft een achtergrond in kunstmatige intelligentie en sociologische en filosofische studies van wetenschap en technologie. Zij is gepromoveerd aan de Universiteit Maastricht op een onderzoek over het gebruik van vergelijkingen tussen mensen en technologie in de ontwikkeling van slimme computers. Daarna heeft zij zich in verschillende onderzoekprojecten in de V.S. en in Amsterdam verder verdiept in de ethische en sociale aspecten van complexe en slimme computersystemen. Daarnaast heeft zij als manager een softwarebedrijf helpen opzetten en is zij adviseur geweest voor de Raad voor Maatschappelijk Ontwikkeling.

Sandra Fauconnier

sandrafauconnier

Sandra Fauconnier (BE/NL, 1973) is een kunsthistorica met interesse in nieuwe technologie. Ze schreef een masterscriptie over internetkunst (1997) en werkt nu ruim 15 jaar als projectleider en producent van internet- en videoprojecten in de culturele sector. Daarnaast was ze mede-oprichter van een non-profit autodeelgroep in Gent (BE) en heeft ze actief deelgenomen in een aantal LETS-groepen. In haar vrije tijd is ze actief als vrijwilliger op Wikipedia en Wikidata.

www.spinster.be

Foto: Ziko van Dijk, CC BY-SA

Dorien Zandbergen

DorienZandbergen2016Dorien Zandbergen is oprichter van Gr1p, co-producent van een documentaire over de ambities van Amsterdam een Smart City te worden en wetenschappelijk onderzoeker naar de cultuur en politiek van de Westerse informatiesamenleving. Ze woonde een jaar in de San Francisco Bay Area om hier de historische en culturele context te onderzoeken van de Californische liefdesrelatie met het digitale.

dorienzandbergen.nl

Tessel Renzenbrink

tessel

Tessel is actief voor Gr1p als bestuurssecretaris en ontwikkelaar van projecten. Ze is freelance schrijver en webredacteur met een focus op de impact van technologie op de samenleving, met name informatie technologie en hernieuwbare energietechnologie. Haar publicaties over deze onderwerpen verschijnen regelmatig op Elektor magazine en Energieoverheid.nl. Opgeleid tot filosoof aan de Universiteit van Amsterdam.