De politiek van luchtkwaliteit: interview Joris Lam, TreeWifi

We bezoeken Joris Lam, oprichter van TreeWifi, een startup op het Amsterdamse voormalige Marineterrein dat bezig is met de ontwikkeling van een ‘slim vogelhuisje’ dat luchtkwaliteit kan meten.

Joris Lam met zijn vogelhuis, foto Dorien Zandbergen

Design-haakje

In een TedX presentatie in november 2016 legt Joris uit hoe zijn project werkt: een lichtje in het vogelhuisje wordt rood als de luchtkwaliteit slecht is, en groen als het goed is. Op die manier wil Joris, zo vertelt hij, luchtkwaliteit ‘gamifyen’, tot een spel maken: straten kunnen bijvoorbeeld onderling competitie voeren over de vraag wie het langst of het meest groen licht krijgt. Maar als we Joris spreken blijkt hij zijn aannames hierover inmiddels te zien als beginners naiviteit: luchtkwaliteit zit veel complexer in elkaar.

Je hebt een achtergrond in technologie, entertainment en design, hoe begon je interesse in luchtkwaliteit?

Het project begon eigenlijk als een soort design/kunstproject. Ik wilde luchtkwaliteit visualiseren. Daar begon ik over na te denken toen ik ergens las dat de luchtkwaliteit in Amsterdam erg slecht is. Ik vond dat daar wel een spanning zat: Enerzijds hoor je er heel veel over, aan de andere kant merk je er niks van. Het is hier niet zoals in steden in India, China, of Los Angeles waar je de smog kan zien hangen, en waar als je je neus stuit je zakdoek helemaal zwart wordt. Het is net als met roken, wat ik zelf heel lang heb gedaan, je kunt het heel lang doen zonder iets te merken. Iets ongezonds is één ding, maar iets ongezonds dat je niet doorhebt is eigenlijk nog veel gevaarlijker. Daar wilde ik wat mee doen.

Als design-haakje had ik bedacht: ‘moeten we niet de bomen, die toch een beetje staan voor ‘schoon’, ‘lucht’ en ‘gezondheid’, laten uitspreken hoe gezond of ongezond de lucht is in hun straat?’ Dus toen ik met wat subsidie een simpel prototype in elkaar had gezet en daar een foto van online had gezet, sprong er opeens heel veel pers op: het kwam op CNN en alle grote blogs en tech-blogs hebben daarover geschreven en daardoor kon ik ook niet meer terug. Dat was een hele goede driver.

Luchtkwaliteit is ingewikkeld

Eerst wilden we het project gebruiken om mensen te motiveren hun gedrag aan te passen op basis van de lichtjes in de vogelhuisjes: dus als ie rood was, zouden mensen hun auto een dag kunnen laten staan om het lichtje weer groen te laten kleuren. Dat vinden we nog steeds een heel leuk concept, maar het blijkt ook wel moeilijk en luchtkwaliteit meten blijkt heel ingewikkeld. Ik heb op dat gebied veel geleerd toen ik afgelopen zomer meedeed aan het UrbanAirQ project van de Waag. Hoe meer ik te weten kwam over luchtkwaliteit in steden, hoe realistischer mijn beeld werd. Zo zijn er bijvoorbeeld veel externe factoren die luchtkwaliteit bepalen waar je eigenlijk weinig aan kan doen.

werktafel bij TreeWifi foto Dorien Zandbergen

Wat voegt jouw project toe aan al die luchtkwaliteitsdata die er al is, zoals geleverd door het luchtmeetnet, de landelijke monitoringstool van NSL, en de Palmesbuisjes?  

Veel mensen zeggen tegen mij: ‘Oh, wat een leuk huissie! Ik wil dat ook.’ En dan weten ze nog helemaal niet wat er in zit. Dan vinden ze het gewoon een leuk ding met lampjes en dan vertel je: ‘het meet luchtkwaliteit,’ en dan zeggen ze: ‘oh, dat is helemaal fijn, want mijn zoon heeft astma.’ Dus het maakt dingen toegankelijker.

Ja, er zijn natuurlijk wel veel meetstations en allerlei cijfers en grafieken over luchtkwaliteit, maar dat zegt mensen over het algemeen niks. Ik denk dat je als je dingen lekker vormgeeft je veel meer betrokkenheid genereert. Mensen kijken ook niet naar zendtijd voor politieke partijen op NPO, maar ze kijken wel naar een sappig debat op RTL Late Night waar Gordon ook aan tafel zit.

Het is ook heel belangrijk dat sensoren real-time meten en direct feedback geven. Dat doet die officiele data en ook die palmes-buisjes niet. Als mensen bijvoorbeeld zien dat voor het rode stoplicht het kruispunt altijd verstopt is en het vol staat met auto’s, willen ze op dat moment kunnen zien: ‘dit is slecht voor mijn gezondheid, of hier worden grenzen overschreden, of dit is niet goed.’

Maar mensen weten toch allang al dat veel auto’s bij elkaar zorgen voor slechte lucht?

Ik denk dat heel veel mensen het echt niet weten. Tuurlijk, als je vraagt: ‘waar komt luchtvervuiling vandaan?’ zeggen mensen: ‘oh, die vieze scooters’, of zoiets. En als je mensen vraagt: ‘waar moeten maatregelen op genomen worden?’ zullen ze waarschijnlijk ‘scooters’ zeggen omdat die hen het meest irriteren of het meest opvallen. Maar voor hetzelfde geld zijn het de bussen van het openbaar vervoer. Mensen weten het volgens mij gewoon niet echt waar het aan ligt.

Onderbuikgevoel

En zoals in veel van onze interviews tot nu toe, is het grote wantrouwen jegens overheidsdata hier een belangrijk gegeven.

En ook met die Palmes buisjes is er nog steeds een soort onderbuikgevoel van: ‘ja, we denken dat het niet goed is en gemiddeld genomen is het ook niet goed, maar waar, waar zit het ‘m nou in?’ Ook vind ik het belangrijk dat, in tegenstelling tot die Palmesbuisjes of de gemeentelijke meetapparatuur, dat mensen zelf een meetapparaat in hun bezit kunnen hebben. Zodat je in de slaapkamer van je kind met astma, in de voortuin, achtertuin, boven, onder, kan meten hoe het daar mee staat.

Wat ik hoor, is dat: mensen voelen zich, voelen onmacht ten opzichte van de gemeente, want ze strijden vaak tegen de gemeente, als er bijvoorbeeld verzet komt tegen de aanleg van een parkeergarage omdat de buurt bang is dat dat de luchtkwaliteit negatief beïnvloedt. Maar het is ook de gemeente die de metingen doet. Dus het voelt voor hen alsof ze geen eerlijke kans op informatie hebben. Ook al is dat waarschijnlijk wel zo. De GGD is onafhankelijk, maar gevoelsmatig is het niet onafhankelijk.

Joris blijkt zelf ook niet helemaal te vertrouwen op de manier waarop beleid nu wordt gemaakt: 

Nu wordt er groot gemeten, over grote gebieden en met gemiddelden. Bij grote, algemene data horen ook grote algemene maatregelen. Zoals milieuzones, en bijvoorbeeld de maatregel om tweetakt scooters de stad uit te krijgen. Dat wordt een enorm gezeik en gaat enorm veel geld kosten. Dat soort grote maatregelen duren ook nog eens ontzettend lang. Dat is wat ik vind dat er mis gaat.

Als je van straat tot straat de luchtkwaliteit weet, dan kan dat beleid anders. Dan kun je veel makkelijker de pijnpunten in kleine stukjes opbreken. Dus dan kan je op een gegeven moment gewoon zeggen van: ‘Nou, [van] deze straat [is] de luchtkwaliteit zó slecht, we gaan stoplichten her-programmeren en scooters mogen er niet meer in. Of we gaan de snelheid aanpassen.’

Als je verkeer uit een straat weert, verplaatst het toch naar andere delen van de stad? Daar wordt de stad netto gezien toch niet beter van?

Misschien ben ik teveel een leek, maar volgens mij is het beter om overal een beetje luchtvervuiling te hebben dan van die straten te hebben waar het echt heel slecht is, waar jonge kinderen wonen astma hebben, en dat soort dingen.

“Wij zijn geen activisten”

Wat kunnen mensen zelf met die data doen?

Op de korte termijn kunnen mensen die data gebruiken om bijvoorbeeld gezondere keuzes te maken. Dus als je een kind met astma hebt en je gaat verhuizen, wil je op Funda niet alleen het energielabel kunnen zien van huizen, maar ook luchtkwaliteit van rondom dat huis. En dat is iets waar wij denk ik echt een rol in kunnen spelen. Wij zouden bijvoorbeeld heel graag, ja, met Funda, met AirBnB samenwerkingen aangaan, zodat je ook op luchtkwaliteit kan uitkiezen waar je verblijft.

Dat zijn geïndividualiseerde acties, heeft jullie project ook een positief effect op luchtkwaliteit voor het collectief?

Nou, wij willen niet activistisch zijn zoals bijvoorbeeld Milieudefensie. Zij houden bijvoorbeeld heel veel infrastructuurprojecten tegen, dus nieuwe bruggen, tunnels en zo, dan loopt het project een aantal jaar vertraging op en uiteindelijk komt het er toch. Zij staan lijnrecht tegenover overheden.

werktafel van TreeWifi foto Dorien Zandbergen

Wij zijn gewoon verschaffer van data voor inzicht. Als mensen dat activistisch willen gebruiken dan is dat goed, maar wij zullen geen campagne voeren tegen de overheid. We zullen wel zeggen: ‘Informeer jezelf.’ Hè, ik wil geen partij kiezen omdat belangen ten eerste altijd ontzettend ingewikkeld zijn, en uiteindelijk komt het altijd neer op een economisch belang tegenover het milieubelang. Je kan in een moderne, kapitalistische maatschappij dat economische belang ook niet tenietdoen. Ik bedoel, als we alle wegen van heel Amsterdam zouden afsluiten, en we zouden [er] hier een prachtig bos van maken zou dat hartstikke mooi zijn, maar dan is het ook zo dat zeg maar de helft van de ondernemers in de stad dan dood gaat van de honger.

Ik ben niet tegen regulering per se, maar je kunt ook reguleren door schoon rijden steeds goedkoper te maken. Daardoor wordt het makkelijker voor mensen om goede keuzes te maken. En door de data, berichtgeving en medische wetenschap weten mensen ook waarom ze die goede keuze moeten maken. Ik ben alleen niet voor de aanpak zoals die gedaan wordt door groene actiepartijen zoals Greenpeace of Milieudefensie, die zeggen: ‘Nee, dit mag niet.’ Ik denk dat veel burgers zich totaal niet voelen aangesproken door die boodschap. Ik draai het liever om, door een soort positieve bekrachtiging te geven. Ik zeg: ‘Als je het goed hebt zoals het is, is het goed. Maak je het beter, dan maken wij het nog beter.’

“Als je meet, krijg je korting”

En hoe werkt die positieve bekrachtiging van jullie?

Wij willen mensen gaan belonen voor het mee-meten. We zijn bijvoorbeeld aan het kijken of bepaalde telecomproviders de mensen korting kunnen geven op hun data abonnement, of bijvoorbeeld hun telefoonabonnement. Gewoon puur om het feit dat ze aan het meten zijn. Dat maakt het ook makkelijker om mensen aan te moedigen om te meten, want ze hoeven er niets voor te veranderen. Zelfs heel passieve burgers kunnen nog steeds op een goede manier bijdragen. Alleen maar door het probleem inzichtelijker te maken voor de mensen die er wel wat aan kunnen doen. Zoals de professionals bij het KNMI, of het RIVM of de gemeente. En zij kunnen dan bijvoorbeeld die data gebruiken om het luchtkwaliteitsbeleid anders te maken.

Wat is jullie verdienmodel?

Ik geloof heel erg in twee dingen: ik geloof dat je als startup überhaupt als bedrijf veel verschillende mogelijke inkomstenbronnen moet hebben omdat dingen gewoon snel veranderen. Dus ik geloof niet meer in een investering zoeken voor één idee of product en hopen dat één idee het doet. Dus we organiseren bijvoorbeeld een evenement over Internet of Things in mei. Ik ben heel erg ‘go with the flow’ en ‘go with the money flow’. Wie weet eindigen we als marketing en designbureau, consultancybureau of hardware bedrijf, geen idee. Dat vooropgesteld en dat wil ik ook bewust zo houden.

Aan de andere kant geloof ik er heel erg in dat je niet zozeer moet denken als een hardware of softwarebedrijf, maar als ‘verschaffer van inzicht in data.’ En wat voor data dat is en wat voor inzicht dat is, dat moeten mensen vooral zelf bepalen. Wat we nu aan het bouwen zijn, zijn een soort van lego stenen met verschillende sensoren die werken op hetzelfde systeem als die huisjes. Mensen kunnen daarmee hun eigen mix van data samenstellen, gassen, of luchtkwaliteit, of whatever.

De metende mens

En daarmee wil ik een andere manier van werken hebben dan hoe grote bedrijven het vaak aanpakken. Ik wil niet zeggen: ‘jij moet luchtkwaliteit meten.’ Maar als je geïnteresseerd bent in iets van je omgeving wat je gewoon graag zou willen meten wat je met je neus, of ogen of oren niet kan doen, dan kan je dat met een van onze modules, die je zelf kunt samenstellen.

Daar zit een verdienmodel in dat je veel meer en veel langer dingen kan verkopen aan mensen, omdat je dingen kan uitbreiden. En dat je een abonnementen kan afsluiten. Dus mensen kunnen bijvoorbeeld een abonnement nemen: één sensor is gratis, maar hang je je hele huis vol dan kan je een soort data plus abonnement nemen voor een paar euro per maand om alles erop aan te kunnen sluiten of je krijg een abonnement waarbij je elke maand een nieuwe sensor mag uitkiezen om toe te voegen aan je kit. Heel fluïde en open, maar met gericht op het feit dat je door kan blijven betalen.

En waarom zouden mensen steeds meer willen gaan meten?

Je hebt een enorme trend in gezondheid en gezond willen zijn, fitgirls, gezond eten. En als we dan weer hebben over luchtkwaliteit: hoe meer onderzoek ernaar wordt gedaan, hoe meer we erachter komen dat het heel slecht is. Ik heb het gevoel dat er op een gegeven moment een punt komt dat we supergezond willen zijn, maar dat we er achter komen dat we super òngezond zijn door die luchtvervuiling. En dat zijn twee trends waarvan ik denk van dat gaat elkaar een keer raken.

Betrouwbare data en transhumanisme

Het is bekend dat er veel kalibratie problemen zijn met dit soort Kits, en dat het heel moeilijk is om accuraat te meten. Hoe lossen jullie dat op?

We werken met de beste sensor die nu beschikbaar is, dat is een elektrochemische NO2 sensor. En we werken veel samen met het KNMI en GGD die naar onze technologie kijken. Ook hebben wij onze eigen Bas Mijling in huis: een scheikundig ingenieur die per sensor een formule schrijft over hoe die gecompenseerd moet worden en tegen temperatuur en luchtvochtigheid moet worden afgezet.

TreeWifi vogelhuisje foto Dorien Zandbergen

Waar we nu een beetje mee worstelen is dat de her-kalibratie een issue is. Dus we merken dat de sensor na drie maanden weer af gaat wijken van haar beginsituatie. We richten ons nu op de vraag of we de afname van de kwaliteit lineair is, zodat ook die gecompenseerd kan worden. Die herkalibratie-issues maken zo’n vogelhuisje relatief duur. We zijn daarom nu bezig met het maken van een kleiner, simpeler huisje. Daardoor wordt het goedkoper om er veel van op te hangen, wat weer het effect heeft dat de data in zijn totaliteit iets betrouwbaarder wordt. Omdat die sensoren toch wat onbetrouwbaar kunnen zijn, heb je er liever tien dan twee zeg maar. Want als er dan twee van de tien afwijkingen vertonen, dan zie je dat het gaat om afwijkingen en niet om correcte metingen.

Joris heeft nog een extra reden om zijn data zo betrouwbaar mogelijk te maken: hij gaat uit van een transhumanistische toekomst, waarin kunstmatige intelligentie de mens omgeeft. Die kunstmatige intelligentie moet alleen wel gevoed worden met juiste data.

Ik noem dat ‘de gel’: in de toekomst liggen we allemaal in een soort substantie vol voedingsstoffen en zuurstof. Met een soort hersenimplantaat zijn we ingeplugd  in een matrix-achtige wereld. Zo staan we in direct contact met een kunstmatige intelligentie. Daarin zit informatie van de afgelopen decennia en eeuwen, alles wat de mens verzameld heeft. Ik kijk heel erg uit naar die toekomst waarin wij veel mer een zijn met sensoren, data en kunstmatige intelligentie. Daar moeten we  niet tegen vechten.

We moeten die kunstmatige intelligentie goed trainen, daarvoor is goede data nodig. En daarom is het ook belangrijk dat bijvoorbeeld deze kits accurate data producerenDat is heel belangrijk voor straks. Als we nu al de kunstmatige intelligentie gaan trainen met halfbakken sensoren dan, ja… Dat is alsof je een hele generatie kinderen gewoon opleidt met verkeerde tekstboeken. Dus laten we goed veel data en hele goede data verzamelen zodat we daar straks als transhumans echt op vooruit gaan.

Vind hier de andere interviews.